Posts tonen met het label Gerhardt Ida: Tot de slaap. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Gerhardt Ida: Tot de slaap. Alle posts tonen

9 september 2012

Ida Gerhardt: Tot de slaap



Zo kom tot rust. Vertrouw u aan de nacht,
te slapen gaat nu alles op de aarde -
en geef verloren wat uw hart bezwaarde,
langs verre stromen wordt het thuis gebracht.

Zo kom tot rust - en hoor naar het gestadig
ruisen des levens. Al wat is geschapen
doorwoont het, aan zijn hartslag moogt gij slapen:
Ook in u zelve arbeidt het gestadig.

Zo kom tot rust - en vindt de diepe dalen
van slaap. De sterren gaan, de waat'ren stromen;
zo wordt dan op hun ritme mee genomen
gerust.- Nog wacht de nacht: uw ademhalen.

uit: de gedichten van Ida Gerhardt (1905-1997)



Vooraf

Dit gedicht boeide mij, omdat ik zelden een gedicht ontmoet heb waar vorm en inhoud zo samenspannen om het gewenste doel te bereiken. In dit geval om de lezer of de luisteraar ertoe te brengen zich over te geven aan de slaap. Het functioneert met zijn herhaalde geruststelling als een ideaal slaapmiddel, een vorm van hypnose zou je bijna kunnen zeggen.

Daarmee is het ook een sublimatie van een slaapliedje. Maar waar aan kinderen het meest gezellige dieren, zoals schaapjes, als beeld worden voorgehouden, zijn het hier bezwerende woorden, zoals verre stromen, diepe dalen, die je opnemen in een kosmisch geheel, ook al zie je er nog niet de reikwijdte van.

Het gedicht functioneert door zijn bezwerende ritme ook zonder dat je overal iets achter zoekt. Maar toch waag ik het, om het meer dan oppervlakkig te lezen. Niet om de betovering te verbreken, maar juist om de diepte ervan te peilen.


Analyse

Het gedicht is getiteld Tot de Slaap. Het ligt niet voor de hand dat het tot de slaap gericht is, eerder dat het de weg beschrijft naar de slaap toe, totdat de slaap invalt.

Zo kom tot rust. Vertrouw u aan de nacht,
Wie is het die mij in het gedicht zo vertrouwd en geruststellend toespreekt? In eerste instantie moet het wel de dichteres zelf zijn, die mij als lezer u noemt. Zij zal ervaring hebben met hoe je tot slapen komt, want er spreekt een zeker gezag uit haar woorden. Je zou zeggen het overwicht dat een moeder heeft over haar kind of een verpleegster over een patiënt, die niet kan slapen.
Maar het kan, gezien het u, ook een meer gelijke verhouding zijn tot de lezer. Het kan zijn dat ze deze geruststellende woorden eerst tegen zichzelf gesproken heeft en deze nu in haar gedicht aan de lezer wil meedelen. Want via het gedicht kan de lezer die woorden ook tot zichzelf spreken.

Het gedicht bestaat uit drie strofen, drie kwatrijnen, die gradueel, in drie etappes, het proces van het tot de slaap komen begeleiden. De aanhef van iedere strofe is hetzelfde. Die herhaling is op zichzelf al geruststellend en tegelijkertijd bezwerend.

Opvallend is het woordje zo in zo kom tot rust. Het komt in het Nederlandse spraakgebruik veel voor en geeft aan dat iets af is: Zo, (dat is klaar). Het accentueert hier dat een bestaande toestand (waakzaam zijn) voorbij is en een nieuwe (gerust zijn) kan beginnen.

Vertrouwen aan is een ongewone constructie. Meer dan zich toevertrouwen aan wordt hier het vertrouwen benadrukt dat nodig is om zich over te geven aan het duister van de nacht.

te slapen gaat nu alles op de aarde -

Dat vertrouwen in het nachtelijk slapen wordt ondersteund door het besef dat alles en allen daaraan deelnemen. Men is in dit opzicht niet alleen, het slapen is een universeel gebeuren, niet afhankelijk van individuele activiteit. Daarmee verschuift de aandacht in het gedicht van een persoonlijk proces naar een universeel proces. Slapen beantwoordt aan de wetten van de natuur en gaat voor een belangrijk deel buiten ons bewustzijn om.

en geef verloren wat uw hart bezwaarde,
langs verre stromen wordt het thuis gebracht
.


Dit ingebed zijn in een ruimer, natuurlijk proces nodigt uit om eigen activiteit en zorgen verloren te geven, de bewuste controle daarover los te laten, omdat in de slaap de natuur zijn werk zal doen.

Iets thuisbrengen wordt meestal negatief gebruikt, wanneer we iets niet kunnen thuisbrengen, niet kunnen plaatsen in een ons bekend zinvol verband. Hier wordt het positief gebruikt door te stellen dat de slaap al wat ons hart bezwaart zijn juiste plaats zal geven. Dat gebeurt langs de verre stromen van ons onderbewuste. Eenmaal thuis, is er eindelijk rust,vrede.

Zo kom tot rust - en hoor naar het gestadig
ruisen des levens. Al wat is geschapen
doorwoont het, aan zijn hartslag moogt gij slapen:
Ook in u zelve arbeidt het gestadig.

Eenmaal weg van alles wat het hart bezwaart, wordt nu vervolgens de aandacht gericht op het gestadig ruisen des levens. Daarmee wordt het persoonlijk leven verbonden met het leven van de kosmos. Immers al wat is geschapen doorwoont het. Niets is in feite dood, alles is bezield. Dat ruisen ervaren we ook in het ruisen van ons bloed, het horen en voelen van de eigen hartslag, die onafhankelijk van onszelf functioneert.

Zo kom tot rust - en vindt de diepe dalen
van slaap. De sterren gaan, de waat'ren stromen;
zo wordt dan op hun ritme mee genomen
gerust.- Nog wacht de nacht: uw ademhalen.

Vanuit de ervaring van onze hartslag binnen de hartslag van al wat geschapen is, worden we in deze laatste strofe ertoe gebracht ook onze ademhaling in dit grote verband te beleven. Onze adem moet tot rust komen willen we de diepte van de slaap ervaren. Het moet opgenomen worden in het ritme en de ruimte van de sterren en de waterstromen.

Nog wacht de nacht

Door de slaap te plaatsen binnen een van leven vervuld, vernieuwend proces dat aan heel de schepping eigen is verliest de nacht in dit gedicht zijn problematische karakter.
De lezer geeft er zich met vertrouwen aan over en vindt er de diepe dalen van de slaap.